De koffiemarkt is in handen van industriëlen die de prijzen bepalen en het handelsverkeer met de producerende landen van het zuidelijk halfrond controleren.

Sinds 1880 staat koffie genoteerd op twee beurzen. Londen voor robusta en New York voor arabica.

Wanneer we de evolutie van de prijzen volgen, stellen we vast dat de koers van koffie onderhevig is aan plotse en spectaculaire schommelingen tot een verdrievoudiging van de waarde in slechts enkele dagen. Door de vorst in Brazilië in 1994 en El Niño in 1997 steeg de koers voor arabica tot boven 200 US dollarcent/pond. Algemeen genomen ligt de prijs sinds enkele jaren laag. Deze situatie is voor een stuk toe te schrijven aan de wereldwijde overproductie van koffie.

Het systeem dat door rechtvaardige handel werd ingevoerd, geeft een alternatief voor deze bedreigende situatie. Kleine producenten lopen hierdoor namelijk het gevaar dat ze ooit hun product moeten verkopen voor een prijs die lager is dan de productiekost en dat er geen andere uitweg is dan zich in de schulden te steken.